Tijdens de zitting moet je in een gesprek het een en ander kunnen toelichten en verdedigen.

Vaak zien studenten hier erg tegenop. Niet iedereen is verbaal even sterk en er is veel onzekerheid over wat je te wachten staat tijdens zo’n zitting.

De verdediging heeft verschillende functies:

  • Door het voeren van een gesprek kunnen de examinatoren zien of de student ‘boven de stof staat’. Dat wil zeggen dat je in staat bent uit te leggen wat je hebt gedaan, welke keuzes je hebt gemaakt en waarom. Het maakt nogal een verschil als blijkt dat je iets hebt gedaan omdat de opdrachtgever dat wilde, of omdat je duidelijk kunt beargumenteren waarom jij voor een bepaalde werkwijze hebt gekozen. Soms komt de vraag aan de orde waarom je voor werkwijze A hebt gekozen en niet voor B. Dat kun je al uitgebreid toelichten en onderbouwen in de scriptie, maar als je dat niet hebt gedaan is het aan te bevelen om je voor te bereiden op een dergelijke vraag. Dan blijkt voor de examinatoren dat je meer weet dan je hebt opgeschreven.
  • Bij sommige opleidingen wordt zelfs letterlijk gezegd dat de verdediging dient om vast te stellen of de student de scriptie zelf geschreven heeft. Het schrijfwerk speelt zich immers af buiten het zicht van de opleiding en er zal wel vastgesteld moeten worden dat jij de enige echte auteur bent. Het is voor een examinator vrij eenvoudig om dat vast te stellen door enkele simpele vragen te stellen. Ga dus niet proberen de scriptie als jouw eigen werk te presenteren als dat niet het geval is… Dat betekent dus dat je de scriptie beter wel zelf kunt schrijven.

Hoe kun je je voorbereiden op de verdediging?

  • Neem in ieder geval een exemplaar van je scriptie mee, dan kun je in gesprek gaan over bepaalde passages.
  • Formuleer voor jezelf het antwoord op de volgende vragen:

Welk probleem heb je aangepakt en welke prestatie moest geleverd worden?

Waarom was het belangrijk dit probleem op te lossen?

Wat zijn de factoren die deze prestatie (positief of negatief) beïnvloeden?

Hoe en met welke methoden ben je daar achter gekomen?

Waarom denk je dat het probleem door jouw ontwerp wordt opgelost?

Welke impact heeft de oplossing op de prestaties van het onderzochte proces?

Hoe toon je dat aan?

Wat gaat de oplossing kosten?

Hoe ga je zorgen dat de aanbevelingen worden gerealiseerd?

Hoe ga je zorgen dat het bedrijf niet weer terugvalt in het oude patroon?

Welke theorieën en modellen heb je gebruikt bij de opdracht en waarom deze?

  • Bereid je voor op waarom-vragen die gaan over de keuzes die hebt gemaakt en hoe-vragen over de praktische invulling van die keuzes. Daarmee laat je zien dat je zowel aandacht hebt gehad voor de achtergrond en de aanleiding (waarom was dit nodig?) als voor de consequenties voor de praktijk (wat moet er nu gebeuren en waarom zo?).
  • Een vaak voorkomende vraag gaat over de reflectie: wat vond je goed gaan en wat had je achteraf gezien anders willen doen. Zorg dat je daar in ieder geval een antwoord voor klaar hebt. En trouwens, het is helemaal niet verkeerd als je achteraf moet constateren dat je iets anders had moeten aanpakken, integendeel! Daarmee laat je zien dat je ook tijdens het afstuderen hebt geleerd en in staat bent te reflecteren op de situatie en je werkwijze.
  • Om het wat lichter en luchtiger te maken, kun je de volgende mindset gebruiken:
    • Jij weet vele malen meer dan je examinatoren over het rapport en de omgeving waarin je hebt gewerkt. En je weet ook veel meer dan in je rapport staat, omdat je niet alle afwegingen die je hebt gemaakt op kunt schrijven. Soms stellen ze een vraag omdat ze iets over het hoofd hebben gezien, de achtergrond niet kennen of het domweg niet goed gelezen hebben (maar dat niet toe willen geven).
    • Stel je als gelijkwaardig op naar je examinatoren; het zijn gewone mensen, vaak met kinderen, een huis, een hond en een hypotheek, die graag willen dat je slaagt en het leuk vinden een gesprek met je te voeren. Het zijn vaak docenten die je kent.
    • Wees reëel; doe nooit alsof je iets weet terwijl je twijfelt. Zeg dan dat je twijfelt!

Ga er tijdens de verdediging van uit dat je in staat bent bovengenoemde vragen te beantwoorden. Mocht je een vraag krijgen waarop je het antwoord niet weet, draai er dan niet omheen. Het kan gebeuren dat je het antwoord wel weet, maar dat je het tijdens dat spannende gesprek niet meteen te binnen schiet. Leg dat dan gewoon uit en vraag of je daar later op terug mag komen. Soms schiet het antwoord je later spontaan te binnen.

Leave a Reply