Een aspect van je onderzoek waar doorgaans goed op wordt gelet is de keuze voor onderzoeksmethoden.
Een onderzoek begint met het formuleren van de onderzoeksvragen, die moeten leiden tot de kennis die benodigd is om de opdracht uit te kunnen voeren.
De onderzoeksmethoden vormen een deel van het onderzoeksplan, waarbij je een structuur moet maken van drie onderdelen, die op elkaar afgestemd moeten zijn:
- de (deel)vragen
- de bronnen waar je de gevraagde gegevens of informatie kunt vinden
- de methoden die je gaat gebruiken om de gegevens te verzamelen
De methoden die je gebruikt moeten dus passen bij de bronnen en de deelvragen die ermee beantwoord moeten worden.
Er zijn beschrijvende, verklarende, evaluerende, vergelijkende deelvragen en je kunt onderscheid maken tussen vragen die gericht zijn op het verkrijgen van gegevens of van kennis.
Soorten deelvragen
- Definiërende vragen, waarbij wordt vastgesteld wat onder essentiële termen van de opdracht wordt verstaan en wat de aard is van de problematiek.
- Beschrijvende vragen zijn uit op antwoorden als: wie, hoe groot, waar, wanneer en dergelijke.
- Vergelijkende vragen zijn uit op de overeenkomsten en verschillen tussen onderdelen van de opdracht
- Evaluerende vragen willen weten of iets wel of niet voldoet, of dat iets goed, bruikbaar of werkzaam is.
- Verklarende vragen zijn gericht op oorzaken: hoe komt het? Waardoor wordt iets veroorzaakt? Waarom is iets misgegaan?
Zoals je ziet moet je eerst definiëren voordat je kunt beschrijven en beschrijven voordat je kunt vergelijken, en moet je eerst vergelijken voordat je kunt evalueren of verklaren, dus de deelvragen hebben een cumulatieve werking, je bouwt de benodigde kennis stap voor stap op.
Vragen gericht op gegevens en kennis
Het onderscheid tussen gegevens en kennis is niet heel scherp, maar je zou kunnen zeggen dat gegevens de simpele beschrijvende vragen betreffen als: wie geeft leiding aan de afdeling? Hoe groot was de omzet de afgelopen 5 jaar? Wat zijn de concurrenten?
Beschrijvende kennis is complexer, zoals: wat is het belang van de partijen die zijn betrokken bij een proces? Wat waren de overwegingen bij het nemen van een besluit? Welke kennis over dit onderwerp is al beschikbaar? Hoe heeft de omzet zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld?
Kwantitatieve en kwalitatieve vragen
Je kunt ook onderscheid maken tussen kwantitatieve en kwalitatieve vragen.
Kwalitatieve vragen zijn gericht op het inventariseren van variabelen: Welke huisdieren worden hier allemaal gehouden? Welke factoren spelen een rol bij dit probleem? Welke gevoelens heersen onder de medewerkers?
Bij kwantitatieve vragen ga je tellen: Hoe heeft dit probleem zich in de tijd ontwikkeld? Welke huisdieren komen het vaakst voor? Hoeveel procent van de medewerkers is tegen de voorstellen?
Je zult bij de onderzoeksvragen de bronnen moeten zoeken waar je de antwoorden op de vragen kunt vinden.
Er zijn bronnen buiten de onderzoeksorganisatie, zoals:
- theoretische literatuur
- websites
- rapporten van andere onderzoekers
- vakbladen
- experts
- andere organisaties voor benchmarkonderzoek
En bronnen binnen de organisatie, zoals:
- medewerkers
- processen die je kunt observeren of meten
- bedrijfssystemen en -documenten
- onderzoeksverslagen
- financiële rapportages.
Er zijn drie soorten methoden:
- Waarnemen en meten: je bent er zelf bij
- Vragen, zoals mondeling (interview) en schriftelijk (enquete) vragen: je bevraagt mensen die er zelf bij waren of ergens veel van weten
- Opzoeken, waarbij je gegevens of kennis opzoekt die door anderen zijn verzameld en daarna opgeschreven
Er wordt ook wel onderscheid gemaakt tussen fieldresearch en deskresearch.
Waarnemen, meten en interviewen zijn vormen van field-research. Daarvoor moet je de praktijk in. Voor een schriftelijke enquête en het opzoeken van gegevens kun je in principe achter je bureau blijven zitten. Daarom worden die methoden desk-research genoemd.
De verschillende methoden zullen hier achtereenvolgens opgesomd worden in een overzichtstabel, met de voor en nadelen ervan.
Leave a Reply