De aard en de vorm van de hoofdvraag leiden tot een set deelvragen die de kennis moeten opleveren waarmee de hoofdvraag beantwoord kan worden.
Er zijn enkele belangrijke stelregels voor het opstellen van de deelvragen:
- Maak er niet te veel. Je moet de deelvragen niet te gedetailleerd opstellen, want je zult merken dat je tijdens je onderzoek dingen tegenkomt die je van tevoren niet had gezien. Het antwoord op een vraag kan immers altijd leiden tot een nieuwe vraag. Dus je kunt beter schrijven: ‘Wat zijn de belangrijkste oorzaken van het probleem?’ dan afzonderlijke onderzoeksvragen naar de verschillende mogelijke oorzaken. Die gedetailleerde vragen komen aan de orde bij het onderzoek naar de genoemde deelvraag zelf.
- Bedenk wel dat deelvragen niet hetzelfde zijn als zoekvragen.
Deelvragen bestrijken de kennis die nodig is voor het uitvoeren van de grote lijn van je onderzoek:
- Beschrijven van de huidige situatie
- Komen tot een diagnose van de problematiek
- Inventariseren van oplossingsmogelijkheden
- Testen en kiezen van oplossingen
- Plannen van de implementatie
Binnen het kader van de deelvragen kan je zoekvragen opstellen.
Dus voor de eerste deelvraag uit bovenstaand lijstje, beschrijving van de huidige situatie, maak je onderscheid uit bijvoorbeeld:
- De stakeholders: wie zijn betrokken bij het probleem en wat is hun bijdrage of betrokkenheid daarbij?
- De betreffende processen: hoe verlopen de processen en waar treden de problemen op?
- Het optreden van de symptomen: hoe vaak, hoe erg, wanneer, in welke vorm, waar, etc. treden de symptomen op
- De gevolgen van de problematiek: hoe groot, waar, wanneer, in welke vorm heeft de organisatie last van het probleem?
- De mogelijke oorzaken: wat zijn de onderdelen van de Ishikawa, of wat is de uitslag van de brainstormsessie met de betrokkenen?
De deelvragen moeten gericht zijn op de kennis van anderen en die van jou zelf. Dus het is verstandig om als eerste deelvraag onderzoek te doen naar de beschikbare en bruikbare kennis van anderen over de te onderzoeken kwestie. Dat betekent literatuuronderzoek van theorie en bijvoorbeeld vakbladen en andere onderzoeken.
Let op: er zijn opleidingen die eisen dat er van tevoren onderzoek wordt gedaan naar bruikbare en beschikbare kennis, en dat de uitkomsten van dat onderzoek leidend zijn voor het opstellen van de deelvragen, die ook weer als onderzoeksvragen bij de deelvraag naar de analyse van de bestaande situatie kunnen worden ingevuld.
De deelvragen volgen over het algemeen het volgende stramien:
- Eerst onderzoek doen naar bestaande kennis: Wat zijn beschikbare en bruikbare methoden, modellen, verklaringen of oplossingsrichtingen over het onderwerp in de theorie en de praktijkliteratuur?
- Daarna ga je eerst de huidige situatie beschrijven en analyseren (beschrijvende en verklarende vragen): Hoe is het probleem ontstaan, hoe uit het zich, wie zijn erbij betrokken, wat zijn de oorzaken van de probleemsituatie?
- Vervolgens de gewenste situatie onderzoeken en ontwerpen (voorspellende vragen: wat gaat hier werken?): Wat zijn bruikbare oplossingsrichtingen in de opdrachtsituatie? Welke van die mogelijke oplossingen biedt de meeste kans op succes?
- Als laatste de verandering van bestaand naar nieuw onderzoeken en ontwerpen: Hoe kunnen de aanbevelingen het beste worden ingevoerd en geborgd?
Hierboven zie je dat de benodigde kennis opgebouwd wordt van beschrijven, via analyseren, naar verklaren en voorspellen. Zorg dat de verschillende onderzoeksfuncties in een logische volgorde worden doorlopen in de deelvragen. Je kunt immers pas voorspellen als je weet hoe de zaken werken, dus als je beschikt over verklarende kennis. En je kunt de zaken pas verklaren en begrijpen als je ze hebt beschreven: wat gebeurt er precies, wanneer en hoe vaak? Beschrijvende kennis dus.
Nog enkele andere manieren om te komen tot logische deelvragen:
- Je kunt het voorlopige oorzaak-gevolgdiagram gebruiken om de verklarende deelvragen mee te structureren. De verklarende deelvraag luidt dan: wat zijn de oorzaken van het probleem? In de subvragen die daaronder vallen komen de oorzaken aan bod die je in het oorzaak-gevolgmodel hebt gevonden. Dus als je vermoed dat het onderhoud, de scholing of de werkplaatsinrichting een verband hebben met de problematiek, ga je die aan de hand van deze deelvragen kwantitatief onderzoeken: hoe vaak komen ze voor? Wat is de impact op het probleem?
- Een bekend format is DMAIC, afkomstig van de Six Sigma theorie.
De volgorde define, measure, analyze, improve en control kun je gebruiken als kapstok voor je deelvragen:
Bij Define definieer en beschrijf je de probleemsituatie. Measure betekent het kwantificeren van de symptomen en mogelijke oorzaken. In de Analyze fase interpreteer je de gevonden gegevens om te komen tot een diagnose. De Improve vragen zijn gericht op het vinden en selecteren van oplossingsrichtingen en oplossingen en de invoering van de maatregelen. Control vragen houden zich bezig met de vraag hoe de verbeteringen kunnen worden geborgd.
- Je kunt ook werken vanuit de diverse beroepsproducten die moeten worden opgeleverd. De redenering is dan dat je vanuit de beroepsproducten terugkijkt op de benodigde kennis. Over het algemeen lever je bij een opdracht voor het oplossen van een praktijkprobleem de volgende beroepsproducten op:
Een diagnose van de bestaande situatie. Een oplossing/ontwerp voor het realiseren van de doelstelling. De aanbevelingen die moeten worden uitgevoerd om de oplossing in te voeren. Een business case waarin de kosten en baten van de oplossing worden uitgewerkt. Een implementatieplan waarin wordt bepaald op welke wijze de aanbevelingen het beste kunnen worden ingevoerd bij de opdrachtgever.
Daarvoor heb je de volgende kennis nodig:
Voor de diagnose:
- Een beschrijving van de symptomen
- De geschiedenis van het probleem
- De betrokkenen en hun relatie met de probleemsituatie
- De werking, verklaring en begrip van de kwestie
- De beschikbare theorie over het probleem, dus methoden, modellen en mogelijke oorzaken
- De inzichten van de betrokkenen ten aanzien van oorzaken
- Een beschrijving van de factoren die bij het probleem betrokken zijn en de mate van invloed op het probleem
Voor de oplossing:
- De bestaande kennis vanuit de theorie, de betrokkenen en de vakliteratuur over mogelijke oplossingen
- Wensen en eisen van de betrokkenen
- Mogelijkheden van de betrokkenen
- De diagnose
- Een overzicht van de kosten en baten van een oplossing
Voor de aanbevelingen:
- Een beschrijving van de huidige situatie
- Een beschrijving van de gewenste situatie
- Een overzicht van de verschillen daartussen
- De mogelijkheden om die verschillen te overbruggen (bijvoorbeeld eigen mensen op cursus sturen of slimme mensen inhuren)
Voor de business case:
- De onderdelen van de aanbevelingen en de oplossing
- De kosten van die onderdelen
- De baten ervan
- De risico’s ervan
Voor het implementatieplan:
- De kalender met geplande activiteiten van de opdrachtgever
- De beschrijving van de cultuur van de opdrachtgever
- De beschrijving van de betrokkenen bij de verandering
- De mogelijkheden (tijd, kennis, ervaring) van de betrokkenen
- De theorie over veranderen
Leave a Reply