Het eindverslag bestaat in het algemeen uit de volgende onderdelen:

Omslag en titel

Voor de herkenbaarheid in het bedrijf kan een titel nuttig zijn. Zorg dat de essentie van het onderzoek erin terugkomt en maak de titel niet te jolig of te saai. Voorzie de omslag van de voorgeschreven informatie, zoals naam, studentnummer, opleiding, datum etc.

Samenvatting

Daarna volgt de samenvatting. Die is bedoeld voor de opdrachtgever en zal dus geen beschrijving bevatten van wat het bedrijf doet, want dat weet hij al, maar wel wat er is onderzocht, wat er is geconstateerd en wat er is ontworpen. De opdrachtgever is meestal ook geïnteresseerd in wat het ontwerp gaat opleveren en wat het gaat kosten aan tijd, geld en moeite. Zorg dat je compact schrijft, dus bij voorkeur niet meer dan één pagina. Dit gedeelte wordt doorgaans als laatste geschreven. Daarvoor moet je natuurlijk eerst de opdracht afronden. Ga niet knippen en plakken bij het maken van dit stuk, want dan komt de lezer verderop in het verslag dezelfde teksten opnieuw tegen. Dus schrijf de tekst apart op. De bedoeling van dit stuk is om de opdrachtgever te verleiden om jouw verslag te gaan lezen.

Inhoudsopgave

Daarna volgt de inhoudsopgave, die aangeeft wat de lezer waar kan vinden. Zorg dat je de inhoudsopgave als laatste update, zodat alle wijzigingen nog worden meegenomen. Uiteraard zijn paginanummers in het stuk onmisbaar voor de terugvindbaarheid. Zorg voor overzicht, zodat de lezers de belangrijkste onderdelen kunnen terugvinden. Dus waar vindt de lezer de probleemstelling, antwoorden op de deelvragen, de conclusie, business case etc. Overzicht betekent ook dat je niet teveel detail opneemt en het aantal pagina’s tot maximaal twee beperkt.

Voorwoord

Het verslag begint met een persoonlijk voorwoord. Het is persoonlijk omdat het is geschreven in de ik-vorm. Daarin vertel je hoe je hebt gewerkt aan je opdracht en is er ruimte om iedereen te bedanken die je heeft geholpen om tot het resultaat te komen. Sluit het voorwoord af met je naam, plats en datum.

Inleiding

De inleiding is een belangrijk onderdeel, want daarin wordt aangegeven waar de opdracht over gaat en hoe het verslag gelezen dient te worden. Vaak staat in de inleiding (een verkorte versie van) het onderzoeksontwerp, met daarin de probleemstelling, doelstelling, hoofdvraag en deelvragen.

Aanleiding

De beschrijving van de bedrijfssituatie met aandacht voor de aanleiding van de opdracht geeft de lezer een beeld van de problemen, omstandigheden en partijen van de opdracht. Begin met het bedrijf en de context en zoom daarna meer gedetailleerd in op de afdeling of het proces waar de opdracht over gaat.

Onderzoeksopzet

In een apart hoofdstuk de belangrijkste onderdelen van het onderzoeksontwerp, de deelvragen en het Programma van Eisen weergegeven, als ze niet in de inleiding worden opgenomen.

Onderzoek

Een belangrijk deel van het verslag is vervolgens gewijd aan de beantwoording van de theoretische en praktijkgerichte deelvragen, gevolgd door de conclusies, waarin de antwoorden op de deelvragen worden samengevat. Begin altijd met de theoretische deelvragen, waarin het theoretisch kader wordt neergezet en de belangrijkste conclusies uit het bestuderen van de literatuur worden weergegeven. Het gaat hierbij om het kiezen en weergeven van de kennis van anderen over het probleem, de methode van aanpak, de mogelijke oplossing(srichting)en en de veranderaanpak die gaat werken in de betreffende probleemsituatie.

Analyse

Daarna volgt de beantwoording van de empirische deelvragen, waarbij je de bestaande praktijksituatie in kaart brengt om te komen tot een diagnose. Zorg dat de kennis van anderen de leidraad is bij het onderzoek van de praktijksituatie. Dus als de theorie aangeeft dat er drie belangrijke factoren zijn bij een bepaald soort probleem, ga dan op zoek naar die factoren in de probleemsituatie.

Oplossing

Het volgende deel van het verslag bevat het ontwerp van de oplossing. Vaak worden er verschillende oplossingsrichtingen of -varianten beschreven, die vervolgens moeten worden doorgerekend in de business case op kosten, baten en risico’s, en de mate waarin ze voldoen aan het Programma van Eisen.

Businesscase

De businesscase vormt de onderbouwing van jouw advies. Daarin breng je de kosten, baten en risico’s van jouw voorstellen in beeld. Doe dat zorgvuldig, zorg dat je eventuele aannames onderbouwt, dus aangeeft waar die op zijn gebaseerd en houd er rekening mee dat baten niet alleen financieel kunnen zijn, maar ook van een andere orde. Als jouw opdracht gaat over het vergroten van de klanttevredenheid of het verkorten van de doorlooptijd, is het bereiken van die doelen op zich al een opbrengst, ook al is die niet direct in financiële termen te vertalen.

Aanbevelingen

De oplossing zal leiden tot een lijst aanbevelingen, die ook weer zullen moeten worden doorgerekend, zodat duidelijk is wat de eenmalige en terugkerende kosten en baten zijn van oplossing en aanbevelingen.

Implementatieplan

De aanbevelingen worden in een implementatieplan uitgewerkt en voorzien van een verantwoordelijke persoon, een volgorde van invoering en een optimaal invoeringsmoment. In dat plan is er ook aandacht voor oorzaken van, en remedies tegen eventuele weerstanden vanuit het bedrijf en een oplossing voor het waarborgen van de werkwijze en de resultaten. Gebruik voor het implementatieplan een methode voor verandermanagement, zodat je kunt laten zien dat je gebruik maakt van bestaande kennis.

Verantwoordingsdocument

Het verslag zal moeten worden voorzien van een onderzoeksdossier of logboek. Dit is de verantwoording van het onderzoek waarin wordt beschreven hoe en waarnaar onderzoek is gedaan, op welke gronden er is gekozen en waar de gebruikte kennis vandaan is gehaald, zodat het onderzoek in principe zou kunnen worden herhaald.

Literatuurlijst

Een lijst van gebruikte bronnen. Gebruik voor een overzicht van bronvermeldingen de simpele tools van bijvoorbeeld Word (zoek op internet  ‘bronvermeldingen word’ voor uitleg) of gebruik referentiesoftware met meer mogelijkheden, zoals Mendeley of andere software die je kunt vergelijken via Wikipedia (zoek op ’reference management software’). Zorg dat de lijst volgens APA regels is opgesteld. Die regels worden automatisch toegepast bij gebruik van de genoemde software. Het vermelden van bronnen en het verwijzen ernaar in de tekst is een absolute eis voor een degelijke scriptie. Daarmee toon je aan waar je je kennis vandaan hebt gehaald.

Verklarende woordenlijst

Als er veel bedrijfsjargon of afkortingen worden gebruikt is het voor de lezer erg prettig als hij de termen en afkortingen kan opzoeken in een verklarende woordenlijst. Zorg dat de lijst vindbaar, compleet en alfabetisch is.

Bijlagen

De bijlagen maken het verslag compleet. Zorg dat je geen bijlagen opneemt waarnaar je niet verwijst. Zet alles dat je hoofdtekst hinderlijk onderbreekt in de bijlagen en zorg dat de bijlagen relevant zijn voor de onderbouwing van je conclusies en een idee geven hoe zorgvuldig je je best hebt gedaan op deze opdracht. Zorg dat de bijlagen met de titel ervan te vinden zijn in de inhoudsopgave.

Reflectie

Als laatste onderdeel voeg je doorgaans het reflectieverslag bij, waarin je aangeeft wat je hebt geleerd van de opdracht.

Een afstudeeropdracht moet enige praktische betekenis hebben en de opdrachtgever moet belang hebben bij jouw werk.

Daarom moet je laten zien wat de aanleiding is voor jouw afstudeeropdracht. Er zijn twee soorten aanleidingen: een probleem of een kans.

Bij een probleem

Bij een probleem realiseert de opdrachtgever zich dat er iets niet goed gaat. Het kan zijn dat resultaten van het werk achterblijven: te weinig omzet, of teveel fouten of ontevreden klanten. Of dat dingen niet naar wens verlopen: te weinig grip op processen of afdelingen of geen inzicht in wat er gebeurt of zou moeten gebeuren.

Als dat laatste aan de hand is, kun je moeilijk spreken van een aanleiding. Meestal heeft het management er wel weet van dat niet alles gaat zoals het zou moeten gaan. Maar er zal toch een reden gevonden moeten worden waarom jij nu die opdracht krijgt en waarom er daarvoor niets aan is gedaan.

Een aanleiding komt er in die gevallen op neer dat duidelijk is geworden dat het gebrek aan grip of inzicht leidt of heeft geleid tot resultaten die zijn achtergebleven bij de verwachtingen of de doelstellingen van een organisatie. Gebrek aan grip op een proces is tot daar aan toe, maar het gaat pas tellen als dat leidt tot omzetverlies, of een dalende klanttevredenheid. Dat zijn de aanleidingen waarnaar je op zoek moet: achterblijvende prestaties van de organisatie.

Bij een kans

Een andere soort aanleiding is de vraag hoe het bedrijf een bepaalde kans kan verzilveren. In die situatie is er geen sprake van een onvoldoende prestatie (het bedrijf doet iets niet goed), maar van een gebrek aan kennis (we weten niet hoe we iets moeten doen).

Een kans is dus de situatie dat een bedrijf ziet dat er iets te halen is en een oplossing zoekt voor de juiste aanpak. Er is dus nu nog geen probleem, maar in de toekomst wellicht wel. Bijvoorbeeld: we kunnen nu de orderstroom nog goed aan, maar we verwachten volgend jaar een groei van 50% en we weten niet hoe we die groei kunnen opvangen.

Of het bedrijf is bezig met het ontwikkelen van een nieuwe dienst, en wil weten hoe ze die dienst het beste in de markt kunnen zetten.

De aanleiding in die laatste twee gevallen is dan de constatering dat er binnenkort besluiten moeten worden genomen en dat de organisatie nu te weinig kennis heeft om daarover knopen te kunnen doorhakken. Een advies is dus gewenst.

Je moet je onderzoek compleet en systematisch beschrijven in je scriptie.

Volgens de definitie van praktijkgericht onderzoek: ’Het methodisch beantwoorden van vragen dat leidt tot relevante kennis’, zul je dus in je onderzoeksbeschrijving deelvragen methodisch moeten beantwoorden.

De onderzoekscyclus

Dat betekent dat je bij de beschrijving de onderzoekscyclus volgt en de structuur van je deelvragen.

De onderzoekscyclus volgt de volgende stappen:

  1. De probleemanalyse, waarin wordt vastgesteld wat het probleem (de kwestie) eigenlijk is
  2. Het onderzoeksontwerp, waarin de deelvragen, afbakening en doelstelling wordt vastgesteld
  3. De dataverzameling, waarbij gegevens worden verzameld
  4. De data analyse, waarbij de gevonden gegevens worden geanalyseerd om te komen tot een antwoord op de deelvragen
  5. Een rapportage waarin de werkwijze en resultaten worden vastgelegd

Deelvragen

Als het goed is heb je de deelvragen ook logisch opgebouwd. Deelvragen gericht op:

  1. De literatuur: wat is al bekend (uit de theorie, en uit de praktijk van andere organisaties) over mogelijke methoden, oorzaken van het probleem of de oplossing daarvan?
  2. Waaruit bestaat het probleem zelf en wat zijn de oorzaken van de huidige situatie?
  3. De oplossing: wat moet er gebeuren om de doelstelling te bereiken?
  4. De aanbevelingen: wat moet er veranderen om de oplossing te realiseren?
  5. De businesscase: wat kosten de aanbevelingen en wat leveren ze op
  6. De implementatie van de aanbevelingen: hoe moeten de aanbevelingen ingevoerd worden om de kans op succes optimaal te maken?

Dat betekent dat je alle deelvragen vanaf stap 2 van de onderzoekscyclus onderzoekt en beantwoordt en afsluit met een conclusie.

Deelvragen 1 en 2 maken deel uit van het eerste deel van de scriptie: het verzamelen van gegevens. De volgende deelvragen 3 t/m 6 vormen deel 2, waarin oplossingen worden gegenereerd en gepresenteerd. Een andere logische benaderingswijze is die van een verschillenanalyse (GAP) tussen de huidige situatie (IST/as is) en de gewenste (SOLL/to be): 

  • IST: Wat is de huidige situatie, die kun je in kaart brengen door gesprekken, vragenlijsten, observaties en lezen van procedures of eerdere onderzoeken. 
  • SOLL: Wat zegt de literatuur over de ideale situatie en welke kenmerken die heeft. Wat zeggen de betrokkenen over hun beeld van de gewenste situatie. Welke best practices zijn er? 
  • GAP: Wat zijn de verschillen tussen de kenmerken van de huidige situatie en die van de omgeving. En hoe kunnen die worden overbrugd.

Je kunt nooit zomaar in een keer een deelvraag beantwoorden. Daarvoor moet je eerst enkele stappen zetten. De eerste stap is het verzamelen van gegevens. Dan heb je cijfers, of andere gegevens, maar nog geen antwoord. Om dat antwoord te vinden moet je die gegevens gaan interpreteren; wat betekenen die gegevens eigenlijk? Daarvoor gebruik je de analyse.

Bij het analyseren pas je enkele onderzoeksfuncties toe: vergelijken en evalueren.

Vergelijken

Je vergelijkt de gevonden gegevens met iets anders, zoals een norm, gegevens van een andere periode of van een andere situatie.

Je vindt bijvoorbeeld dat de kwaliteit van een proces 70% is: 70% van de resultaten of de output is goed en 30% dus niet.  Als de kwaliteit vorig jaar 75% was, is het proces dus slechter gaan presteren. Als een vergelijkbaar proces bij een andere afdeling of een ander bedrijf een kwaliteit heeft van 60% dan doet het onderzochte proces het dus beter dan de andere. En als de normprestatie 80% is, dan is het onderzochte proces onvoldoende.

Als je de gevonden resultaten chronologisch ordent maak je een patroon in de gegevens zichtbaar waardoor het mogelijk wordt een ontwikkeling te zien.

Evalueren

Je kunt evalueren door de gevonden gegevens op een rij te zetten, op volgorde van resultaat. Je kunt dan een onderscheid maken tussen de goede en de minder goede resultaten. Hiermee kun je ook onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken, bijvoorbeeld als je de oorzaken van een probleem in kaart brengt. Dat kun je ook (en bij voorkeur) samen met anderen doen; je opdrachtgever bijvoorbeeld, projectteamleden of collega-onderzoekers.

Er zijn diverse methoden beschikbaar om te analyseren. Veel theorieën bieden daarvoor modellen, waaruit je kunt afleiden wat de belangrijkste aspecten van een situatie zijn. Je hebt niet altijd de luxe van een beschikbaar model waarmee je je gegevens kunt categoriseren en interpreteren. Soms moet je zelf of samen met je team een model bouwen, door met elkaar af te spreken hoe je bepaalde uitkomsten gaat interpreteren.

Voorbeelden

Stel dat je de klanttevredenheid in een restaurant wilt meten (al dan niet met Ja/Nee of op een schaal van 1 op 10 ed.).

Dan kun je vragen:

  1. Heeft het u gesmaakt?
  2. Vindt u de bediening goed?

Of je kunt vragen:

  1. Wat zou u hier willen verbeteren/maximaliseren/vermeerderen?
  2. Wat zou u hier willen minimaliseren/verminderen?

Of je kunt vragen:

  1. Bent u tevreden?

Zelf een model maken betekent in dit geval dat je vooraf bijvoorbeeld afspreekt met je opdrachtgever dat:
Als antwoord 1 Ja is en antwoord 2 Nee, de klant niet tevreden is.

Als antwoord 1 Ja is en antwoord 2 Nee, de klant niet tevreden is en antwoord 5 Ja, de klant wel tevreden is

Als de klant bij vraag 3 niets wil verbeteren of bij vraag 4 niets wil verminderen; de klant tevreden is

Etc, etc..

Pas als je de analyse hebt afgerond kun je conclusies gaan trekken uit wat je hebt onderzocht. Die conclusies vormen de antwoorden op de deelvragen.

Je conclusies en aanbevelingen worden door je lezer gezien als het meest belangrijke deel van scriptie. Veel examinatoren kijken meteen of je conclusie aansluit bij je hypotheses, je probleem- en/of doelstelling. Zet ze dus alvast maar bij elkaar in je hoofdstuk Conclusies.

Wees er alert op dat conclusies alleen getrokken mogen worden op basis van gevonden gegevens. Dus conclusies komen nooit uit de lucht vallen, maar zijn altijd te herleiden tot een verschil tussen Ist en Soll, tussen theorie en praktijk, tussen onderzoeksvragen en –antwoorden.

Maak dat dan ook duidelijk, door de lezer te laten zien hoe je via je onderzoeksresultaten tot de conclusie komt; laat je redenering zien!! Ook als je dat bijvoorbeeld bij je deelvragen al eerder hebt gedaan (zie onder), herhaal dat dan kort in je hoofdstuk Conclusies.

Een goede check op de kwaliteit van je conclusies en van je hele scriptie is iedere conclusie afzonderlijk te nemen en te bepalen op grond van welke gegevens, bronnen en onderzoeken je die hebt getrokken.  Ook een prima truc trouwens om structuur in je scriptie aan te brengen als je daar moeite mee blijkt te hebben.

Als je in de scriptie de deelvragen gaat beantwoorden sluit je elke deelvraag af met een conclusie. Daarin beantwoord je de deelvraag en stel je eventueel andere zaken vast die je hebt geconcludeerd.

Je komt tot conclusies door eerst gegevens te verzamelen en die daarna te analyseren. In de analyse kom je tot een evaluatie (wat is goed/slecht of past wel/niet) van wat je hebt gevonden.

Het is niet ongebruikelijk om elk hoofdstuk af te sluiten met een conclusie: wat heb je willen doen en wat is de uitkomst daarvan en wat betekent dat voor de (rest van de) opdracht.

Conclusies kun je ook aan het einde van je opdracht trekken, waarbij je constateert of de opdracht naar tevredenheid uitgevoerd is en of de doelstellingen haalbaar gebleken zijn.

Leave a Reply